4 min read

Digitale Geletterdheid: Bekwaamheidseisen Propedeuse

1. Digitale Geletterdheid

1.1 Basisvaardigheid ICT

1.1.1 De leerkracht toont aan kennis te hebben van de functie van (onderdelen van) een computer en computernetwerken en de relevante basisbegrippen hierbij.

Een lastig aan te tonen item, maar ook geavanceerdere begrippen als TCP/IP, DNS en routering hebben voor mij geen geheim meer. Ik verwijs graag naar de "domeinnaam" meesterrick.nl, welke middels DNS records is verwezen naar IP-adressen 93.119.5.179 en 2a01:7c8:bb0c:2b7:5054:ff:fed1:256c. Deze adressen zijn hard nodig, omdat de onderliggende netwerken tussen client en de server anders de 'packets' niet juist van en naar elkaar kunnen 'schuiven' (switchen).

1.1.2 De leerkracht toont aan kennis te hebben van en de infrastructuur digitale technologie te begrijpen.

Ik ben van mening dat ik hieraan voldoe, gegeven dat deze website, MeesterRick.nl, gehost wordt op een eigen virtuele server bij mijn werkgever TransIP, en geheel door mijzelf is ingericht met een Nginx en GhostCMS stack.

1.1.3 De leerkracht toont aan digitale apparaten en besturingssystemen (Windows, OSX en Google/Android) te kunnen gebruiken en software/apps te kunnen beheren.

1.1.4 De leerkracht toont aan verschillende kantoortoepassingen functioneel te gebruiken: tekstverwerkers, presentatiesoftware en spreadsheets; waarvan in ieder geval twee van de drie onderstaande leveranciers:

Microsoft / Office 365

Google Apps

Apple / iCloud

Ik werk zelf primair op een Apple Macbook, en kom dus voortdurend in aanraking met macOS. macOS kent zelf slechts beperkt 'kantoortoepassingen' van eigen hand, dus ben ik al gauw aangewezen op Microsoft Word en Google Documents - waarmee ook bovenstaande twee leveranciers actief worden gebruikt.

1.1.5 De leerkracht toont aan een internetbrowser en communicatieprogramma’s/apps functioneel te kunnen gebruiken om effectieve samenwerking en communicatie tot stand te brengen.

1.1.6 De leerkracht toont aan veilig om te gaan met computers en met programmatuur voor internet zoals e-mail, tekenen, tekstverwerken en opnemen/bewerken van audio en video.

1.1.7 De leerkracht toont aan diverse vormen van ‘content’ creëren toe te passen door functioneel en creatief gebruik van standaard toepassingen(en) audiovisuele software en communicatiemiddelen.

1.1.8 De leerkracht toont aan verschillende media te gebruiken voor de publicatie van ‘content’.

1.2 Informatievaardigheden 

1.2.1 De leerkracht toont aan vanuit een informatiebehoefte een informatievraag met deelvragen te kunnen formuleren.

1.2.2 De leerkracht toont aan zoekstrategieën te kunnen bepalen en hanteren bij een informatiebehoefte, waaronder gebruik van zoektermen en het inschatten van de aard van digitale informatiebronnen.

1.2.3 De leerkracht toont aan informatie te kunnen verwerven en selecteren naar bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit.

1.2.4 De leerkracht toont aan verworven informatie te kunnen samenvoegen, verwerken en presenteren waarbij gebruikte (digitale) bronnen worden verantwoord en vermeld.

1.2.5 De leerkracht toont aan het informatieverwerkingsproces te kunnen analyseren en het eindproduct te beoordelen aan de hand van (eigen) opgestelde criteria.

1.3 Mediawijsheid

1.3.1 De leerkracht toont aan zich bewust te zijn van de medialisering van de samenleving , de digitale revolutie, ‘connectivisme’ en hierbij horende (nieuwe) ethische kwesties.

1.3.2 De leerkracht toont aan kennis te hebben van verschillende functies van media.

1.3.3 De leerkracht toont aan kennis te hebben van de invloed van media op de werkelijkheid en virtuele werelden.

1.3.4 De leerkracht toont aan verantwoord om te kunnen gaan met media en sociale netwerken, rekening houdend met de privacywetgeving

1.3.5 De leerkracht toont aan te reflecteren op het ‘eigen’ mediagebruik in relatie tot mediawijsheidcompetenties  en de ‘21st Century Skills’.

1.3.6 De leerkracht toont aan een open en nieuwsgierige houding hebben tegenover de digitale leefwereld van leerlingen.

1.3.7 De leerkracht toont aan kennis te hebben van de media-ontwikkeling bij leerlingen en hierop in te kunnen spelen.

1.3.9 De leerkracht toont aan dat hij leerlingen bewust kan maken van de meerwaarde en risico’s van internetgebruik.

1.3.10 De leerkracht toont aan dat hij zich bewust is van online pestgedrag, bekend is met geldende protocollen en hierbij preventief kan handelen naar leerlingen.

1.4 Computational thinking

1.4.1 De leerkracht toont aan problemen op een dusdanige wijze te kunnen formuleren zodat een computer of ander hulpmiddel gebruikt kan worden om het probleem op te lossen.

1.4.2 De leerkracht toont aan gegevens te kunnen verzamelen, te filteren op bruikbaarheid, te kunnen analyseren en resultaten te visualiseren.

1.4.3 De leerkracht toont aan een complexe taak of probleem op te kunnen delen in kleinere eenheden om resultaten vervolgens weer samen te voegen.

1.4.4 De leerkracht toont aan kennis te hebben van automatisering, algoritmes, procedures, parallellisatie, abstractie, simulatie en modellering.

2. Leersituatie

2.1 Didactisch redeneren

2.1.1 De leerkracht toont aan bekend te zijn met informatieverwerkingstheorieën en multimedia theorieën en hier in zijn onderwijsactiviteiten rekening mee houden.

2.1.2 De leerkracht toont aan dat hij bij het inzetten van ICT een onderbouwde keuze maakt ten aanzien van de leerling, de leraar, de leerinhoud en de hulpmiddelen (TPACK)

2.1.3 De leerkracht toont aan dat bij het ontwerpen van leerpraktijken met inzet van ICT leerdoelen, leerproces en toetsing op elkaar zijn afgestemd.

2.2 Weten wat werkt 

2.2.1 De leerkracht toont aan dat hij een presentaties/instructies kan ondersteunen door gebruik te maken van verschillende software en hardware.

2.2.2 De leerkracht toont aan digitale leermiddelen te kunnen laten aansluiten op de betreffende doelgroep

2.2.3 De leerkracht toont aan ICT betekenisvol en efficiënt te kunnen inzetten rekening houden met de grootte en de diversiteit van een groep leerlingen

2.3 Variëren 

2.3.1 De leerkracht toont aan dat hij gebruik maakt van diverse vindplaatsen van digitaal leermateriaal en in staat is daaruit ander leermateriaal te arrangeren.

2.3.3 De leerkracht toon aan dat hij (gevarieerd) ICT inzet om gestructureerd oefenen, samenwerken, evalueren en toetsen vorm te geven.

2.3.4 De leerkracht toont aan een breed repertoire aan actuele technologische toepassingen en vaardigheden in te kunnen zetten om geïntegreerd lesgeven vorm te geven.

3. Organisatie

3.1 Registreren 

3.1.1 De leerkracht toont aan het eigen leerproces digitaal vast te leggen en dit voor anderen inzichtelijk maken.

3.2 Volgen en verantwoorden 

3.2.1 De leerkracht toont aan ICT in te kunnen zetten om het geleerde van leerlingen zichtbaar te maken en vast te leggen.

3.3 Communiceren 

3.3.1 De leerkracht toont aan digitale communiceren in te kunnen zetten bij het samenwerken met collega’s/peers.

4. Professionalisering

4.1 Samen redeneren 

4.1.1 De leerkracht toont aan dat hij inzicht heeft in eigen kennis, vaardigheden en houding betreft de inzet van ICT in het onderwijs en kan deze (met behulp van digitale toepassingen) op eigen initiatief ontwikkelen.

4.1.3 De leerkracht toont aan dat hij opgedane ICT-kennis en vaardigheden met andere docenten (binnen of buiten de school) kan delen om zo nieuwe kennis te construeren

4.2 Feedback 

4.2.1 De leerkracht toont aan dat hij collega’s in een vergelijkbare situatie feedback vraagt en geeft op de inzet van ICT in het eigen onderwijs.

4.3 Netwerken

4.3.1 De leerkracht toont aan dat hij (digitale) sociale netwerken inzet om de eigen kennis en vaardigheden op peil te houden betreft het inzetten van ICT in het onderwijs en daaraan gerelateerde onderwerpen.